Auteur, voormalig sportverslaggever en wielerfanaat pur sang Merijn Casteleyn laat voor WielerNieuws wekelijks zijn licht schijnen over de wieleractualiteit van de voorbije dagen. Deze week heeft hij het uiteraard over de zinderende 106de editie van de Ronde van Vlaanderen. En hoe de tijd van Roger De Vlaeminck weer helemaal terug is.
“Prekleto!”
Op 150 meter van de finish schiet het een eerste keer door het hoofd van Tadej Pogacar.
“Prekleto!”
Net ná de finish. Kwaad rijdt hij naar de ploegbus.
“Prekleto!”
Wat later, binnensmonds, bij het herbekijken van de sprint.
“Prekleto!”
Een laatste keer, heel luid, in het midden van de nacht, badend in het zweet.
Prekleto is een vloekwoord in het Sloveens, maar dat had u al wel door. Het vloekwoord was niet gericht tot Van Baarle of Madouas, en al zeker niet tot Mathieu van der Poel. De ‘Verdomme!’ van Pogacar was voor Pogacar zelf. En dat gaf hij ook ruiterlijk toe, toen hij na het douchen tóch uit de ploegbus kwam voor een reactie. Zoals grote renners doen. Grote renners zijn razend op zichzelf, wanneer ze het verpest hebben, maar grote renners zetten zich daar ook over en staan de pers te woord. Een grote ben je bij winst én verlies.
En groots was Pogacar zonder enige twijfel ook op de fiets. Z’n tweede beklimming van de Oude Kwaremont deed denken aan die van de grote kasseispecialisten. Van beneden tot boven, losjes, vlotjes, renners achterlatend als zoutpilaren. Alleen Asgreen kon mee in z’n wiel, maar die heeft zich dat de volgende 55 kilometer beklaagd.
Hier reed een ervaren kasseibonk bij z’n tiende deelname aan de Ronde van Vlaanderen, geen pluimgewichtje dat de laatste twee Rondes van Frankrijk won en voor de eerste keer kwam ‘proeven en genieten’ van Vlaanderen. “Hij kan álles, hè”, zei Dylan Teuns grijnzend, na de koers in de Sporza-studio.
Dat kan je wel zeggen. 2 keer de Tour gewonnen en 2 Monumenten (Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Lombardije). Op z’n 23e. A man for all seasons. En als hij het zelf niet verprutst had, kon hij al aan 3 Monumenten zitten. (Al had hij nog wel héél wat werk voor de boeg toen hij ingesloten raakte door Van Baarle en Madouas, zegezeker was hij toen absoluut niet.) Maar het kan wel tellen, qua ‘Strive for Five’.
Without striving even. Hij streeft er zelfs niet naar, werkt er niet speciaal naartoe. Spelenderwijs lijkt hij te koersen. Zoals Mathieu van der Poel. Van een terugkeer gesproken. 3e in Sanremo, straffe rit gewonnen in Coppi e Bartali, en dan Dwars door Vlaanderen en de Ronde. En wél übercool (en lucide) gebleven in de sprint. En óók aan een indrukwekkend lijstje bezig in de Monumenten: 10 gereden, 2 keer gewonnen, 5 keer op het podium, slechtste resultaat 13e.
En de derde van de uitzonderlijke 3 zat te balen in Herentals. Altijd alles gedaan om geen corona te krijgen en dan besmet raken op het slechtst mogelijke moment. Wat als hij erbij was geweest? Domme vraag. As os kat een koei was, konne we ze melken achter de stoof, zouden ze in de Kempen zeggen.
Wat zeker is, ze zijn een zegen voor de koers. Ze willen altijd koersen. En ze passen totaal niet in het traditionele plaatje van de laatste decennia, het plaatje waarin specialisatie het codewoord was. Nee, ze willen áltijd en óveral: klassiekers, kleine en grote rondes, tijdrijden, crossen, mountainbiken. Men for all seasons.
In de tijd van Roger…
Wel, Roger, die tijden zijn opnieuw aangebroken. Ze zijn een zegen voor de koers, maar hun tegenstanders staan er nét iets minder goed op.