Mathieu van der Poel heeft het opnieuw geflikt. De kopman van Alpecin-Deceuninck zegevierde zondag voor het derde jaar op rij in Parijs-Roubaix en voegde zich daarmee in een illuster rijtje met Octave Lapize en Francesco Moser, die eveneens drie keer achter elkaar wonnen in het noorden van Frankrijk. De Nederlander sprak van een zware dag en een bijzondere overwinning.
Afzien
“Dit betekent veel voor me”, zei Van der Poel kort na afloop. “Het is zo’n zware wedstrijd en ik was zó aan het afzien.” Zijn inspanning werd nog zwaarder door de omstandigheden. “Vooral die laatste twee kasseistroken, met de wind vol op kop, dat was echt afzien. Het was zwaar, maar ik ben heel blij dat ik het gehaald heb.”
Het beslissende moment kwam op zo’n veertig kilometer van de streep, toen Tadej Pogacar een bocht miste na een aanval. “De snelheid lag superhoog, ik denk dat hij de bocht verkeerd inschatte. Ik kon nog net corrigeren. En daarna had ik plots een gat, toen moest ik wel vol doorgaan.” Pogacar viel in de berm en verloor zijn ritme, waarna Van der Poel solo op pad ging.
Pech
Zelf bleef de Nederlander ook niet gespaard van pech. Op het Carrefour de l’Arbre moest hij wisselen na een lekke band. “Mijn radio deed het niet, dus ik wist niet wat het verschil was en kon ook niet aangeven dat ik lek reed. En het is daar heel smal, dus de auto was er pas laat. Het was wel even spannend, maar uiteindelijk is alles goed gekomen.”
Revanchegevoelens
Van revanchegevoelens tegenover Pogacar, die hem vorige week nog versloeg in de Ronde van Vlaanderen, was volgens Van der Poel geen sprake. “Nee, ik was vooral blij dat ik mijn goede benen weer had. Maar wat Tadej hier laat zien in zijn eerste Roubaix… dat is niet normaal. Hij is gewoon een ongelofelijke kampioen.”
Van der Poel weet dat hij ook een beetje geluk had met Pogacars fout. “Waarschijnlijk waren we anders samen naar de piste gereden en hadden we daar gesprint. Het zou moeilijk zijn geweest om hem eraf te rijden. Maar dit hoort ook bij koers. En ik denk dat hij volgend jaar terugkomt om revanche te nemen.”