Chips, bier, urine, een koerspetje – en nu ook een bidon. Mathieu van der Poel kreeg de voorbije jaren al van alles naar zijn hoofd geslingerd. De Nederlander won zondag voor de derde keer Parijs-Roubaix, maar niet zonder opnieuw mikpunt te zijn van vijandigheid langs de kant. Oud-renner en analist José De Cauwer ziet een duidelijke verklaring.
“Het is afgunst”, zegt De Cauwer in gesprek met Het Nieuwsblad. “Mathieu lijkt voor sommigen een godenkind, iemand bij wie het allemaal vanzelf gaat. Terwijl een renner als Wout van Aert in de perceptie iemand is die voor alles moet knokken, keer op keer moet terugkomen.”
De Cauwer vindt die tegenstelling onterecht. “Van der Poel moet er net zo hard voor werken. Maar mensen zien alleen het resultaat. En dan vinden ze het makkelijker om hem als arrogant of ongrijpbaar weg te zetten. Terwijl dat beeld niet klopt.”
‘Die Hollander’
Volgens De Cauwer gaat het ook over afkomst. “Ik word veel aangesproken op koers, en vaak hoor je het meteen aan de toon. Ze zeggen dat ze voor Van Aert zijn, maar eigenlijk zijn ze vooral tégen Van der Poel. ‘Die Hollander’, noemen ze hem dan. Als ik zeg dat de vader van Van Aert ook Nederlandse roots heeft, vallen ze uit de lucht.”
Dat Tadej Pogačar, ook een ‘godenkind’, niet met die vijandigheid te maken krijgt, vindt De Cauwer veelzeggend. “Bij hem voelen mensen dat niet. Maar bij Van der Poel wel. Misschien omdat hij zo’n enorme impact heeft in Vlaamse koersen.”
‘Waarom zou hij dit blijven doen?’
De analist leeft mee met Van der Poel. “Waarom zou hij dit blijven doen? Hij blijft zich volledig geven, maar wat krijgt hij soms terug? Vijandigheid, agressie. Op een dag zegt hij misschien gewoon: ik stop ermee. Ik ga mountainbiken, waar een ander publiek is, en laat het wegwielrennen voor wat het is.”
De Cauwer vat het kernachtig samen: “Hij heeft meer geld dan wij allemaal samen, en dan moet hij zich laten uitmaken in zijn eigen werk? Dan zegt hij misschien gewoon: zoek het uit met jullie stomme koers.”