Met De Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik krijgen we deze week het allerlaatste blok van het klassieke voorjaar. We lijken ons nog te mogen opmaken voor enkele mooie duels tussen Remco Evenepoel en Tadej Pogacar, al zijn er zeker nog kapers op de kust.
Evenepoel wil het anders aanpakken
En dan spreken we ook meteen over Belgische kapers. Thibau Nys wil bijvoorbeeld maar al te graag scoren in zijn eerste Waalse Pijl. Dan zal hij wel moeten zien af te rekenen met Evenepoel en Pogacar, en die eerste is geenszins van plan om Nys een vrijgeleide te geven op de laatste keer Muur van Hoei.
De winnaar van de Brabantse Pijl wil het liever niet laten uitkomen op een sprint daar met een volledig peloton. “De aanloop naar de Muur van Hoei is moeilijker dan in voorgaande edities. Nu hebben we ook weer de Côte d’Ereffe, die niet makkelijk is, dus ik denk dat we anders kunnen koersen”, liet Evenepoel al optekenen.
Hij beloofde dan ook al oorlog te zullen maken bij Sporza. “Natuurlijk willen we Thibau Nys niet gratis naar de finale brengen. Dus we gaan zeker koersen. Het is een heel mooie wedstrijd. Als mijn punch er is, zal ik het proberen. Het is nu dag voor dag. Ik heb twee dagen herstel, dat is één meer dan afgelopen vrijdag.”
Voorzichtigheid bij UAE
Er was even twijfel over, maar ook Pogacar zal aan de start verschijnen. Echter zou zijn ploegleiding liever zien dat hij iets spaarzamer omspringt met zijn krachten. “Hij hoeft niet opnieuw de koers te maken van op 50 kilometer van de finish of per se te winnen. Hij rijdt omdat hij graag wil, maar het is geen must. We hebben ook andere renners in het team die geschikt zijn voor een wedstrijd als de Waalse Pijl”, aldus Mauro Gianetti.
De Italiaan lijkt dan ook de druk voornamelijk bij Evenepoel te leggen, die meteen een hoog niveau haalt na zijn terugkeer. Pogacar zelf heeft er al een druk voorjaar opzitten, maar angst voor overdaad blijkt er niet te zijn. “We maken ons geen zorgen, want we wisten dat herstellen van de vermoeidheid na Parijs-Roubaix het moeilijkste zou zijn. Maar uiteindelijk zagen we in de Amstel dat zijn vorm goed was.”