Met Mathieu van der Poel hebben ze één van de beste renners ter wereld aan boord, en dat maakt dan ook dat winnen een gewoontje is geworden voor de troepen van Alpecin-Deceuninck. Althans, voor de buitenwereld is dat zo. Binnenskamers storen ze zich daar wel aan, en smaken overwinningen des te zoeter.
Sneer naar Van Aert
Het winnen wordt bij Van der Poel als normaliteit afgeschoven. Telkens hij ergens aan de start staat wordt de overwinning verwacht. “Precies dat stoort mij. ‘Jullie hebben Van der Poel dus zullen jullie wel winnen’”, reageert ploegleider Christophe Roodhooft gepikeerd. “Die redenering. Dat wordt allemaal onder een soort van evidente noemer geschoven. Dat is niet terecht.”
Daarbij vergeet Roodhooft zijn frequente prik richting Wout van Aert niet te plaatsen. “Hoe moeilijk het is om te winnen hebben we in Dwars door Vlaanderen nog gezien”, luidt het immers bij Het Nieuwsblad. “INEOS, Visma, vroeger BMC, hoeveel Monumenten hebben die gewonnen? En die hebben of hadden ook veel kwaliteiten.”
Revanche en rancune
Nu lijkt ook alles op wieltjes te lopen voor Van der Poel, maar dat was zeker niet altijd het geval, wil ploegmanager Philip Roodhooft nog eens aanstippen. “Vandaag wordt er vaak een sprookje van gemaakt, alsof altijd alles goed en gemakkelijk is gegaan. Zo is het niet”, waarna hij enkele voorbeelden aanhaalt.
“Ik herinner mij de herneming in 2020 na corona. 1 augustus: Strade Bianche. Van Aert wint, Mathieu komt op tien minuten binnen. Een week later, Milaan-Sanremo: opnieuw wint Van Aert, Mathieu was pas dertiende. Het is nog altijd de enige keer dat Mathieu het in een Monument heeft laten lopen.”
Broer Christophe vergeet ook de minachting niet tegenover zijn team enkele jaren geleden. “De grote ploegen gingen hem bij ons weghalen, bij ons had hij niets meer te zoeken, wij waren te klein... Ik zal geen namen noemen, maar we hebben het dikwijls mogen horen. Tot het een succes wordt. Dan vinden ze het allemaal evident. Dat stoort mij geweldig.”
Dat dit voor een gelukzalig gevoel van revanche en rancune zorgt, ontkennen de Roodhoofts niet. “Ik heb daar al over nagedacht. En ja, ik spreek dat niet tegen. Als er iets is dat mij altijd doet voortdoen, is het niet de euforie van overwinningen, maar dàt. ‘Godvermiljaardedju, dat zullen we nog wel eens zien.’ Die gedachte.”