Komende vrijdag keert Wout van Aert terug in koers. Dan staat de Kempenaar immers aan de start van de E3 Saxo Classic. Al is het maar de vraag of dat met knikkende knieën zal zijn nadat we afgelopen zaterdag te zien kregen. Het duo Van der Poel-Pogacar is immers ijzersterk.
Bibberende Van Aert
Jan Bakelants – vaste trainingsmakker en goede vriend – constateert alvast dat Van Aert zich hier best wel zorgen over zal maken. “Wie hier ook allerminst gelukkig van kan zijn geworden, is Wout van Aert. Ik zou op dit moment niet graag in zijn schoenen staan.
De aangetekende zending is hard op de mat gevallen, daar in Tenerife. En hij heeft er akte moeten van nemen”, klinkt het duidelijk.
Voor Bakelants is het duidelijk dat Van Aert met flink wat twijfels zijn voorjaar zal hervatten. “Oké, als je niet meerijdt, kan je er ook niks aan veranderen. Maar na deze vertoning kan ik me voorstellen dat een terugkeer in competitie tegen deze renners, vrijdag in de E3 Saxo Classic, geen fijn idee is.”
Wat het er voor Van Aert niet makkelijker op maakt is dat zowel Pogacar als Van der Poel hun grote zege al beet hebben. “Van der Poels klassieke lente is al geslaagd nog voor hij goed en wel begon. De druk is van de ketel, dus start hij in Harelbeke zoals hij de sprint zaterdag won: comfortabel, met vier lengten voorsprong. En we hebben gezien dat hij die niet meer afgeeft.”
Mentale kracht
Het zijn onvermijdelijke constateringen die Bakelants doet bij HLN, maar desondanks is die toch ook positief voor zijn copain. Diens mentale kracht zal andermaal voor de doorslag zorgen, aldus Bakelants. “Uiteraard gaan elke koers de tellers weer op nul. En Wout is mentaal ook sterk genoeg om hiermee om te kunnen.”
“Ik denk niet dat hij zo gevoelig is voor al het leesvoer op social media en in de kranten, hij laat dat niet in zijn hoofd kruipen. Maar hij zal wel deksels goed beseffen wat Van der Poel heeft klaargespeeld: niet enkel een Monument winnen, maar ook nog eens op de meest eclatante, iconische manier mogelijk. Door de beste renner ter wereld te muilkorven.”