Remco Evenepoel begint zaterdag aan zijn eerste Tour de France, een droom die in vervulling gaat. Want ook hij keek als kleine ‘gamin’ naar de grote sterren uit het verleden. Één iemand stak eruit voor Evenepoel.
El Pistolero
In een interview met Het Laatste Nieuws haalt hij zijn eerste wielerherinneringen op. “Dat moet de strijd tussen Alberto Contador en Andy Schleck zijn. Die beelden staan op mijn netvlies gebrand. Al trok ik in 2006 - het jaar waarin hij één van zijn groene truien won - ook al met mijn vader naar het na-Tourcriterium in Aalst, om er mijn jeugdidool Robbie McEwen aan te moedigen.”
McEwen als idool dus, maar die moest plek ruimen. “Gaandeweg veroverde dus Contador die plek. Hij deed me gefascineerd aan het televisiescherm kleven. De Tour ‘live’ bekijken, langs de kant van de weg, zat er dan nog niet in - dat kwam pas later.”
“Omdat we in die tijd niet zo gek ver van de Muur en de Bosberg woonden, was een bezoekje aan de Ronde van Vlaanderen wel vaste prik. Ik meende toen in werkelijk álle Astana-coureurs Contador te zien. (lacht) Terwijl hij er niet één keer heeft gereden.”
Podium ambiëren (?)
Toch maar even terug naar het heden dan, waar Evenepoel een geweldige maar loodzware opdracht wacht. Hoe ziet hij de waardeverhoudingen? “Vingegaard plaats ik nog altijd net onder Pogacar. Hij en Tadej zijn de twee superfavorieten. En dan, tja... (denkt even na) ik vind het moeilijk om mezelf ergens te plaatsen in de hiërarchie. Ik zou zeggen: top vijf.”
Nochtans stelt iemand als Jan Bakelants dat Evenepoel absoluut het podium zou moeten ambiëren. Evenepoel kan er zich wel in vinden. “Ik begrijp Jan. En hij heeft gelijk. Ik won de Vuelta ‘22, was klaar om de Giro ‘23 te winnen. Als je die lijn doortrekt...”
“Het zou geweldig zijn, een grote droom die in vervulling gaat. Maar: het is en blijft mijn eerste Tour, één grote ontdekkingstocht. Laat me eerst maar eens leren hóe ik zo’n Ronde van Frankrijk moet rijden en moet strijden voor de prijzen”, blijft Evenepoel toch met de voetjes op de grond.