Symbolischer kan het haast niet. Bijna twee jaar na de horror van Katowice, hebben zowel Fabio Jakobsen als Dylan Groenewegen hun rit in de Tour beet. Mooi, maar is het dan zoveel beter met de veiligheid in de koers?
Ze leken allebei definitief verloren voor het professionele wielrennen, na die vreselijke vijfde augustus 2020 in de Ronde van Polen. Met een ongeoorloofd sprintmanoeuvre in Katowice, katapulteerde Groenewegen zijn concullega Jakobsen in het publiek.
Jakobsen overleefde de horrorcrash als bij wonder, revalideerde en is ondertussen misschien wel de rapste van het pak. Groenewegen moest eerst twee jaar door een woestijn van verwijten en psychologisch hulp, vooraleer ook hij de draad weer oppikte.
Automatische vraag bij deze dubbele wederopstanding, is of de koers twee jaar na datum veiliger is. Het ontnuchterende antwoord is simpelweg ‘nee’. Althans niet in de Tour, het grootste en meest gehypete wielerevenement ter wereld.
Een paar voorbeelden? De sprint in Nyborg, waar Jakobsen won, liep behoorlijk bergaf. Het peloton denderde van een brug en belandde als vanzelf in een ‘gelanceerde spurt’, zoals dat heet. De renners pakten al een behoorlijke klad snelheid en legden er dan zelf nog eens een laagje bovenop.
Kregen we na Katowice niet te horen dat dergelijke ‘downhill sprints’ uit het rittenschema zouden worden geweerd? In Katowice zelf werd de traditionele aankomstzone geschrapt, begrijpelijk. Maar het ASO vindt het blijkbaar wel nog opportuun om deze aankomsten te selecteren. Vreemd.
Nog storender is dat het machtige ASO geen werk maakt van een veilige boarding in de laatste honderden meters. Vlaamse koersen kennen al enkele jaren het ‘Boplan-meubilair’: hoge gele afsluitingen die, netjes en loodrecht verbonden met elkaar, zowel vallende renners opvangen als onvoorzichtige toeschouwers uitsluiten.
Het is onbegrijpelijk en zelfs een beetje wraakroepend dat het rijke ASO niet investeert in deze boarding. Wat zagen we gisteren, in de rit naar Sonderborg die gewonnen werd door Groenewegen? Dezelfde ‘petieterige’ nadarhekjes als in Polen. Een beetje kriskras gerangschikt, waarschijnlijk omdat het drummende publiek ze millimeter voor millimeter in beweging kreeg. Of nog dommer: omdat het voor de plaatsers haast onmogelijk is om ze in een mooie rechte lijn te zetten.
Wie de sprint in Sonderborg vanuit de helikopter bekijkt, ziet hoe die hekjes wat in- en uitspringen en op die manier gevaar creëren voor de renners die denken dat er een gat is. Peter Sagan wees Van Aert letterlijk met de vinger, omdat hij volgens de Slovaak gevaarlijk sprintte. Akkoord, Van Aert reed niet helemaal recht, maar de ruimtes tussen hem en de nadar werden telkens ook wat groter of wat kleiner. Hemeltergend dat dit kan in de Tour.
We zagen trouwens ook weer smartphones opduiken in de finale, hangend over de weg. De Vlaamse boarding maakt dat onmogelijk of toch bijzonder moeilijk. De afsluiting drukt je door zijn scheve uitvoering sowieso al achteruit. Bovendien is hij zo hoog dat je er nog net met je hoofd bovenuit steekt. Wie daar nog een smartphone overheen wurmt, moet al twee meter lang zijn.
Tenslotte slaagt het UCI er nog altijd niet in om een sprint reglementair te laten verlopen. Sagan noemde gisteren Van Aert als onfaire sprinter. De pot verwijt de ketel.
Kijk nog eens opnieuw naar de helikopterbeelden in de sprint naar Nyborg, dag twee. Focus op Sagan. Zie dan hoeveel renners hij aanraakt, schoudert, hindert of op het randje de pas afsnijdt. Het was een duizendste geluk dat hij geen massale val veroorzaakte, toen zijn wiel wegschoot door zijn gedrum en een afzakkende renner bijna onderuit maaide.
De UCI laat dit gebeuren, schijnbaar tandeloos. Waar is het krachtdadig optreden als dravende cowboys ongestraft door het peloton laveren en onderweg – met enige zin voor overdrijving - alle renners aanraken die ze passeren?