Toon Aerts is sedert dit seizoen weer opnieuw fulltime crosser. Na een afwezigheid van twee jaar is hij enorm blij opnieuw in het veld te vertoeven. Daar heeft hij zich overigens altijd het meest op zijn gemak gevoeld.
Aerts de tijdrijder
Want zoals we de voorbije jaren zagen maakten veldrijders meer en meer de overstap naar de weg, met Wout van Aert en Mathieu van der Poel uiteraard als grootste exponenten van dat verhaal. Voor Aerts heeft het echter nog echt gespeeld om volledig over te stappen naar de weg.
Dat zei de renner in de podcast Live Slow, Ride Fast. “Ik ben echt opgegroeid in de Kempische modder en het zand. Ik wou absoluut crosser zijn. Als ik al eens twijfelde was het vooral omdat anderen mij dat wilden aanpraten.” Het heeft toch eens even bijna gekanteld.
In 2017 werd Aerts zesde in de ZLM Tour na een mooie zevende plaats in de proloog. “Daarna heb ik wat gefocust op tijdrijden en een heel goed BK gereden.” Hij werd in 2018 negende op dat Belgische kampioenschap. Een jaar later was de bubbel evenwel alweer doorprikt.
Van Aert zorgt voor desillusie
"Het jaar daarna deed ik weer mee aan het BK, maar plots was België een tijdritland geworden”, herinnert Aerts zich nog. Campenaerts was er al, maar plots was er ook ene Wout van Aert opgestaan. En dat brengt een pijnlijke herinnering naar boven.
“Ik startte als voorlaatste en Van Aert was de laatste. Hij haalde mij gewoon in. Hij had wel in de windtunnel gezeten, dat kon ik niet als gewone crosser. Ik vind het wel leuk op de weg, maar het is toch beter om alles op het veld te zetten.”