Er was deze winter heel wat te doen omtrent de overvolle agenda in de cross. En dan voornamelijk omtrent de Wereldbeker waren er verscheidene renners die hun ongenoegen hebben geuit, en zelfs veel wedstrijden hebben overgeslagen.
Ook het feit dat er meermaals naar het buitenland moet worden getrokken zorgt voor de nodige ergernis. Maar dat begrijpt ex-crosser Niels Albert toch niet goed. “Crossers zijn tegenwoordig precies bang om ergens naartoe te gaan. Die willen om tien uur ‘s ochtends in de auto stappen met hun familie en om vijf uur weer thuis zijn. Ik snap vandaag zo veel dingen niet”, reageert die in HLN.
“Ik zie renners hun klassement opgeven, maar voor wat? Om beter te zijn op het WK? Wat is het verschil tussen vijfde of achtste worden? Als ik vraag wie drie jaar geleden derde en zesde was op het WK: dat weet niemand. Ook geen wielerjournalisten.”
Prioriteit moet op de cross
Zonder al te scherp te willen zijn haalt Albert toch het voorbeeld van Lars van der Haar naar boven. “Ik wil niet naar Lars van der Haar schieten, maar die geeft zijn leidersplaats in de Wereldbeker op om op stage te kunnen gaan.”
Ook David van der Poel, broer van en gesprekspartner van Albert in het interview, begrijpt zich er niet aan. ‘Wij moeten naar Spanje, want we moeten weer uren maken’. Komaan, je bent nog maar anderhalve maand bezig en je hebt de hele zomer gehad om een basis te leggen.”
“Als je van maart tot september goed werkt, kan je van oktober tot januari crossen zonder één keer op stage te gaan. Honderd procent zeker”, is ook de Nederlander duidelijk.