Wout Van Aert heeft zijn eerste zege van het seizoen beet, en wat voor één! Na een knotsgekke koers klopte hij Mathieu van der Poel en Tadej Pogacar in een titanensprint. Net na de finish had hij een scherpe boodschap voor zijn critici.
"Ik moet juist niets", riep hij naar de camera vlak na de finish. Het zegt veel over de opluchting bij Van Aert, die al sinds augustus vorig jaar niet meer gewonnen had op de weg.
"Ik voelde dat ik in de sprint de sterkste was", klonk het later in het flashinterview. "We gingen met drie ongeveer gelijktijdig aan. Ik voelde al snel dat ik de betere was, maar het was nog ver. Gelukkig stond de wind in het voordeel. Ik heb het een paar keer geprobeerd met een korte sprint tegen Mathieu en dat is tegengevallen. Ik probeer altijd bij te leren, daarom ging ik al op 250m van de streep."
Even zag het er niet goed, toen Pogacar aanviel op de Kwaremont. Van Aert kon het tempo van de Sloveen niet volgen, in tegenstelling tot Van der Poel, en moest een klein gaatje laten. Vlak voor de top kwam hij echter weer aansluiten. "Ik moest passen op het steilste stuk. Op het vlakkere wist ik dat ik gelijk op het wiel moest. Bovenop kreeg ik het weer even lastig, maar ik kon aansluiten. Ik wist dat daar de moeilijkste passage lag voor mij om erbij te blijven. Daarna heb ik me gefocust op de laatste sprint."
Na het verloren sprintduel met Van der Poel op het WK veldrijden én in de Ronde van Vlaanderen 2020, was het deze keer wel raak. "Ik ben dat niet gewoon, daarom doet dit wel deugd. Het schijnt dat ik nu de Ronde van Vlaanderen moet winnen, laat ons dat dan maar proberen. Wat ik onthoud? Dat als het man tegen man is, dat ik dan ook kan winnen. Dit was inderdaad een mooi podium. Zeker als ik dan in het midden mag staan", aldus Wout van Aert.