Wout van Aert is deze week aan zijn wegseizoen van 2025 begonnen. Alweer een nieuwe jaargang, waarin hij hopelijk heel wat meer geluk heeft dan het voorbije seizoen. Twee valpartijen domineerden zijn jaar, ook al wist Van Aert ook in 2024 enkele mooie zeges te boeken. Maar de grootste doelen ontbreken nog.
Nog niet bezig met pensioen
Zo is het Van Aert nog niet gelukt om De Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix af te vinken. Straks volgt er een nieuwe kans, maar intussen beginnen die kansen wel te slinken. De Kempenaar werd in september 30, en dus is het laatste deel van zijn carrière onherroepelijk ingezet. Maar hoelang ziet hij zichzelf nog doorgaan? Van Aert gaf het antwoord tegenover Relevo.
“Dat is eerlijk gezegd moeilijk te zeggen. Ik rijd elke dag tegen renners die op hun 35 soms zelfs nog beter presteren dan toen ze 30 waren. Bij anderen zet het verval zich dan weer eerder in. Ik weet het dus niet goed. Maar ik ben intussen 30 geworden, en het klopt inderdaad wel dat ik mij in het peloton al wat ouder begint te voelen met al die jonge gasten”, lacht Van Aert.
Tegelijkertijd voelt hij zich zeker nog geen ancien, en al zeker niet bijna versleten. Van Aert benadrukt dat hij nog niet met het einde van zijn carrière in zijn hoofd zit. “Ik voel me ook nog steeds jong. Ik ben ook relatief laat begonnen met wegwielrennen door het veldrijden. Dus ik denk er eerlijk gezegd nog niet aan om het rustiger aan te doen.”
Niet eeuwig de tijd
Goed nieuws dus voor al wie Van Aert graag aan het werk ziet. Maar onlangs had hij zich toch ook uitgesproken over het feit dat zijn leeftijd hem bezighoudt. “Ik ben er voor het eerst toch een beetje mee bezig. Dertig is een mooie leeftijd, maar als wielrenner ben je misschien wel ineens in het tweede deel van je carrière. Het is allemaal plots snel gegaan.”
Om de grote doelen af te vinken mag het dus wel gaan gebeuren: “Ik zou niet zeggen dat ik nu ongeduldiger ben, maar ik besef wel dat ik nog maar een paar goeie jaren en dus kansen heb. Ik sta er niet meer voor te springen om nog veel te gaan experimenteren - ik wil het nú doen.”
Rivaliteit met Van der Poel
En om succesvol te zijn in De Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix zal hij onvermijdelijk voorbije ene Mathieu van der Poel moeten. In hetzelfde interview bij Relevo werd hem gevraagd of hij die rivaliteit niet beu is. “Nee, dat zou ik niet zeggen. Een paar jaar geleden was dat wel moeilijker voor mij”, geeft hij wel toe.
“Maar vooral omdat ik niet wist hoe ik ermee moest omgaan. Nu is dat niet meer het geval. Mathieu is een geweldige atleet, het is dan ook normaal dat ik vaak tegen hem verlies. Ik probeer meer te beseffen dat ik diegene ben die het dichtst tegen hem staat en hem de meeste concurrentie biedt. En zo is het een hele mooie rivaliteit.
Of ze ooit met elkaar zijn omgegaan buiten het wielrennen en dus vrienden zijn? Dat is niet het geval. “Nee, we hebben nooit tijd met elkaar doorgebracht buiten het wielrennen. Uiteindelijk blijven we wel rivalen en dan is het toch moeilijk om een hechte band op te bouwen. Maar misschien ooit wel, als we op pensioen zijn”, klinkt het uitnodigend.