De Vuelta a Espana is de laatste grote ronde van het seizoen en werd door veel renners met rood onderstreept in de agenda. De Ronde van Spanje is één van de grootste wielerevenementen ter wereld en daar hoort dan logischerwijs ook een grote prijzenpot bij. Maar de Spaanse rittenkoers verschilt daarin drastisch van zijn Italiaanse en Franse tegenhangers.
De Ronde van Spanje ging dit jaar van start met drie etappes in Nederland, te beginnen met de Gran Salida in Utrecht. Onze noorderburen kwam massaal op straat om het peloton aan te moedigen, ondanks het feit dat sommige wereldtopper zoals Wout van Aert, Jonas Vingegaard en Tadej Pogcar de Vuelta aan zich voorbij lieten gaan. De reden daarvoor zou wel eens het prijzengeld kunnen zijn.
Want de totale prijzenpot van de Vuelta verbleekt in vergelijking met die van de Tour de France en de Giro d'Italia. De Ronde van Spanje deelt exact 1 112 640 euro uit aan het peloton, terwijl dat bedrag bij de Ronde van Frankrijk meer dan het dubbele bedraagt: 2 820 000 euro. De Giro geeft dan weer exact anderhalf miljoen euro uit.
Ook de bedragen voor de verschillende klassementswinnaar en etappeoverwinningen zijn dan ook lager bij de Vuelta. Bij de Tour de France krijgt de winnaar van het algemene klassement 500 000 euro, bij de Vuelta maar 150 000 euro. De bergtrui krijgt in Frankrijk 25 000 euro, in Spanje 13 000 euro. Het puntenklassement brengt in de Tour 25 000 euro op, in de Vuelta maar 11 000 euro. Beide grote rondes betalen wel evenveel per ritzege, namelijk 11 000 euro.