De tijden dat de toprenners onderbetaald worden lijken voorgoed voorbij. Dat is althans het geval voor de veelwinnaars. Zelfs Patrick Lefevere wordt nog met verstomming geslagen.
Heersende Van der Poel
Zo ging het in een interview met Het Nieuwsblad onder meer over Mathieu van der Poel. “Ondertussen wint Mathieu van der Poel alles. Dit seizoen heeft hij zeven koersdagen. Maar daarin wint hij wel de Ronde, Roubaix en E3 Harelbeke. Terwijl Van der Poel vroeger toch net zo veel mogelijk wilde koersen.”
“Het is duidelijk: Van der Poel zijn wil is wet binnen zijn ploeg. En ergens terecht. Wie wint, heeft recht van spreken. Uiteindelijk is alles in het leven wiskunde: hoeveel kost het en hoeveel brengt het op?”, waarna de vraag kwam van Nathan Van Hooydonck wat zo’n renner ‘eigenlijk mag kosten’.
Niet meer te betalen
Daar wou Lefevere niet letterlijk op antwoorden, maar gaf hij toch een duidelijk beeld. “Ik zal een diplomatisch antwoord geven: de vraag stelt zich niet, want ik heb sowieso het budget niet”, klinkt het immers. Toch opvallend, zeker gezien ook Soudal Quick-Step tot de topploegen kan worden gerekend.
“Flauw? Als het over de prijzen van de toprenners gaat heb ik het gevoel dat ik niet meer mee ben. Serieus: ik weet niet waar ik het gehoord heb, maar blijkbaar zou Pogacar bij een perfect programma — winst in de Giro en de Tour – uitkomen op een jaarsalaris van twaalf miljoen euro. Twaalf miljoen!”, uit Lefevere zijn verbazing.
Sowieso zou het jaarsalaris – zonder prestaties dus – van Pogacar al uitkomen op zes miljoen euro. Van der Poel zou ieder jaar een cheque van vier miljoen euro in ontvangst mogen nemen. Bij Wout van Aert zijn dat er naar verluidt 3,5 miljoen.