Met Arnaud De Lie, Cian Uijtdebroeks en Remco Evenepoel is de toekomst van het Belgische wielrennen de komende jaren zo goed als verzekerd. Ploegen gaan steeds vaker op zoek naar jong talent, maar is dat wel positief voor de coureurs zelf?
De Lie, Evenepoel en Uijtdebroeks bewezen de afgelopen jaren op jonge leeftijd al mee te kunnen op het allerhoogste niveau. Tadej Pogacar was op amper 22-jarige leeftijd al tweevoudig Tourwinnaar en ook Egan Bernal reed als jonkie al menig veteraan uit het wiel. Ploegen zetten steeds vaker in op het vinden van nieuw, jong talent. Maar volgens sportpsycholoog Michaël Verschaeve moet er voorzichtig omgesprongen worden met de nieuwe generatie wielrenners.
"De persoonlijkheid van een sporter speelt een rol. Dat is een belangrijk vertrekpunt in deze discussie. Maar het is een feit dat het almaar jonger professioneel leven zijn tol kan eisen. Als je vroeger sprak met een nieuweling wist die niet eens wat wattages waren. Dat is enorm veranderd", vertelt Verschaeve bij Sporza. Jonge coureurs zijn steeds beter op de hoogte van wat er leeft bij de profs, zeker op het vlak van data.
"Maar die "Strava-itis" zoals ik het noem, het feit dat iedereen zich kan vergelijken met anderen, kan een mentale klap geven. Voor sommigen zijn data en wetenschappelijke gegevens een voordeel. Maar soms bepaalt dat ook de strategie in een koers. Voor een klim of helling kan de ene renner weten dat ie de nodige wattages aankan. Een andere renner kan aan de voet al in zak en as zitten omdat hij al weet dat ie daar de nodige kracht niet zal kunnen ontwikkelen. En dat kan tussen de oren gaan zitten."